Spanje is melancholie. Stampvolle pubs met neonlicht en plastieken servetjes en vuile vloeren en veel te veel bier om je verdriet weg te spoelen. Je ogen weggezogen in de dikke boezem van de bazige besnorde cafémadam achter de toog die je niet verstaat. ‘Que se habla catalán’ maar dan in het Catalaans.
Het dunne oudje met snor en vet haar in een zijmeet, zijn tevergeefse pogingen om de rondborstige señora te verleiden. Tot hij van zijn kruk kegelt. Bloedneus caramba, Spanje is rood.
Maar dat is anders in café Els Quatre Gats in Barcelona. Place to be van de hippies van 1897: de artistieke charme van de veelbelovende beginjaren van een optimistische nieuwe eeuw. De geur van olieverf en van lookbroodjes, jazzy muziek uit de jaren twintig tintelend in je onderbuik. Het buikgevoel van de Spaanse blues.
En je drinkt, alleen in een volle kroeg. Melancholie, het schuim op je pint. Je verloren flarden geluk, even teruggevonden op de bodem van je glas, en opnieuw verloren. Voorgoed verdronken in de San Miguel, kort opgeflakkerd in een oneigentijds tijdperk. Heel even. En dan terug weg. Je bestelt er nog een en nog een en nog een en je krijgt niets want de barmadam verstaat je toch niet.
Alleen de klok tikt.