Bah, theater! Verfoeilijk, dat hoogdravend artificiële circus van zelfverklaarde kunstzinnige intellectuelen. Afschuwelijk, die klank van hypocrisie in de stank van de bourgeoisie. – Verrassend fijne boodschap die tg Stan met ‘Brandhout’ afvuurt op het Theaterfestival ’09. Het zorgt meteen voor een stevige zelfrelativerende toets. En wat voor een.
‘Een irritatie’, de vanzelfsprekende ondertitel, wordt uitgewerkt in één monumentale moppermonoloog. Die is dan wel gebaseerd op het in de jaren tachtig opgetekende schandaalstuk ‘Holzfällen. Eine Erregung’ van de Oostenrijkse auteur Thomas Bernhard. Toch lijkt de hele alleenspraak waarin Damiaan De Schrijver letterlijk brandhout maakt van het potsierlijke theaterwereldje, van eigen makelij. Met zo’n overgave en zoveel kracht staat de venijnige tekst als het ware op zijn mopperende lijf geschreven.
Tirade van een zelfingenomen egotripper
Het verhaal zelf is eigenlijk bijzaak. De vertellende ik-figuur is dik tegen zijn zin ingegaan op een uitnodiging voor een ‘kunstzinnige avond’ met een gevierde acteur en moppert al zijn frustraties aan één stuk door. Hoe hij toch zo zwak kon zijn om zich te laten overhalen om naar dat weerzinwekkende diner te gaan. Of waarom die ellendige acteur maar op zich laat wachten.
Eens die grote ‘geslaagde’ acteur dan blijkt te zijn aangekomen, wisselt De Schrijver van perspectief en zet hij zijn tirade lekker hautain voort vanuit het standpunt van de zelfingenomen egotripper. Die kraait artistiek verantwoord over zijn meesterlijk neergezette rol van Edgar, protagonist in Henrik Ibsens ‘De wilde eend’, het ‘moeilijkst te spelen personage in de theatergeschiedenis’.
Ingefluisterd
Niet alleen de bewerking van de moppermonoloog is sterk genoeg om anderhalf uur lang te boeien. Geniale ingeving is ook de aanwezigheid van Jolente De Keersmaeker, als souffleur op het podium. Zij volgt de geïrriteerde tirade woord voor woord, fluistert af en toe de juiste zinnen toe en kijkt verschrikt op bij de grove woorden die De Schrijver durft te gebruiken. Juist daardoor wordt ook de figuur van de fulminerende verteller herleid tot niet meer dan wat hij eigenlijk is: een doodgewone acteur.
En dat maakt het stuk juist interessant. Eens te meer komt de nadruk zo te liggen op het bedrog van het theater. Niet alleen maakt de geïrriteerde verteller-acteur brandhout van de gekunsteldheid van het theaterwereldje. Tegelijkertijd hakt hij zijn eigen discours, en dus ook zijn geloofwaardigheid, fijntjes aan mootjes. Die dubbele gelaagdheid speelt het hele stuk door en wordt nog versterkt door de stukjes improvisatie tussendoor. Zo dribbelt De Schrijver vlotjes tussen theater en realiteit, tussen schijn en zijn.
Uiteindelijk blijft het enige echte reële hou(t)vast nog het decor te zijn: een wand vol ruwe houten planken. Of beter: opgezet brandhout. De speelruimte beperkt zich dus tot een smalle doorgang waar De Schrijver op blijft ijsberen. Tot hij aan het einde beslist de artificiële kunstwereld resoluut de rug toe te keren en de wijde wereld in te trekken. Dus rukt hij in de slotscène – nogal voorspelbaar – stuk voor stuk de zijschotten los om zo de houten gevel naar beneden te halen en zich terug te trekken in het bos. Dat weliswaar enkel bestaat uit een groot schilderij op vals bordkarton.
‘Brandhout’ is een lekker zwarte satire op kunst en kunstkenners, van de Bolero en Ibsen tot het hele maatschappelijke hypocriete circus toe. Hoewel Bernhards oorspronkelijke werk al een dikke twintig jaar oud is, heeft ze de tand des tijds prima doorstaan door deze ijzersterke en brandveilige bewerking.
Cédric Raskin
Voor Cutting Edge