Gouden oudjes

Het natuurstenen berggehucht Groppoli telt exact twee paadjes, uiteraard neem ik het verkeerde. Op de enige splitsing misloop ik het pijltje. Ik mis zo de afslag naar de dalende tuintreden door de bosjes rozemarijn, die naar het Romaanse bruggetje over de bijna droge rivier leiden.

Nietsvermoedend loop ik gezwind de enige straat verder door, knal de verkeerde richting uit. Een oplettend oudje ziet de domme pelgrim voorbij haar open deur trekken, stapt haar huis uit, roept me na en wijst me de juiste weg. Bij het afscheid zegent ze me met een kruisje op mijn voorhoofd, een kus op de linkerwang en één op de rechter, en daarna drukt ze droog een extra kus op mijn lippen.

Een leven vol parmiggiano

Ik beken. Ook al versta ik hen zelden, ik heb een zwak voor Italianen. Ze spreken geen woord dat niet in hun Italiaanse woordenboek staat, maar krijgen wel altijd alles uitgelegd. Vertalen hun epicuristische levensfilosofie naar vuistdikke menukaarten, strooien daar parmiggiano over, noemen het la dolce vita en degusteren het met een grote karaf vino rosso die ze voortdurend bijvullen. Hebben ze een probleem, delen ze dat met heel de wereld op het terras en roken ze hun blues uit het lijf met tien sigaretten na elkaar. Stellen ze het goed, doen ze exact hetzelfde.

Ik hou ook van de brave senioren die de ostello’s beheren. Bejaarde vrijwilligers met te veel tijd die hun verantwoordelijkheid te serieus opvatten. Van de licht autistische huisbewaarder in Costamezzana die de twee enige huisregels minstens vijf keer dwangmatig herhaalt. Van de flamboyante signora iets verderop, die 79 jaar jong is en bij minstens dertig graden rondfladdert in een donkerroze satijnen feestkleed. Van haar slechtziende echtgenoot die in de donkere bibliotheek van het huis mijn credenziale afstempelt met zijn zonnebril op.

Een dorp zonder café

In de enige straat van Sivizzano waakt een gesloten kerk, daartegenaan leunt een gewelfd klooster waar de pelgrim kan overnachten. ‘Maar volgende keer op voorhand bellen’, wijst Elisabeth me terecht. Dan had ze kunnen vertellen dat het enige café in de buurt gesloten is, nu is er geen eten voor vanavond. Ook al kan ik best een avond zonder pasta of pizza, ze kan de gedachte van een lege maag niet aan. Een kwartier later komt ze de buitentrap af met 500 gram gedroogde pasta, drie tomaten, een bokaal rode pesto, een kom parmiggiano en wat look en basilicum. Een pelgrim mag geen honger lijden, knipoogt ze.

Onmogelijk om honger te leiden op de Cammino. God waakt over elke pelgrim, en anders zijn het de oudjes wel.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven