Bukowski leeft! Bloklettert de cover van de nieuwe edities van ‘s mans werk. Om die commerciële slogan waar te maken, sprokkelde Lebowski Publishers enkele kortverhalen van Amerika’s grootste literaire vetzak bijeen, perste ze in verschillende bundels en gaf ze opnieuw uit. Om te kijken of de verhalen de tand des tijds doorstaan? Of om de kassa weer te doen rinkelen?
Wij stortten ons op Bukowski’s ‘Fuck machine’: een selectie verhalen geschreven toen hij nog niet de aandacht genoot van de literaire wereld, maar wel die van kwaaie huisbazen, potige schuldeisers, drankhandelaars, bookmakers en zelfs van de politie. Zo dwaalden we af naar de donkere, ongure en stinkende steegjes van Bukowski’s existentialistische universum. Een onderwereld vol miserie en verslaving, hectoliters whisky en sixpacks en goedkope vrouwen en wijn, volledige waardeloosheid en pure anarchie.
Mechanische seksrobot op afstandsbediening
Onze eerste reactie na het omslaan van de eerste bladzijden: grow up, dude. Een diepe zucht bij zijn titelverhaal. De ‘Fuck machine’ in kwestie is een langbenige, kortgerokte en welwillende blondine die je wijdbeens ontvangt op zolder van het café. Meer zelfs, het blijkt een mechanische seksrobot op afstandsbediening te zijn! De toon is meteen gezet: vrouwen zijn voor Bukowski niet veel meer dan vlezige borsten en gulzige schaamlippen op lange poten. En die Dolle Mina’s destijds maar beha’s verbranden!
Zo krijgen we nog heel wat seksuele flauwekul gepresenteerd. Goed voor puberende meerwaardezoekers met hun broek op de enkels en het boek in de linkerhand. Hoeren hier en flessen daar, is dit rebels autobiografisch proza of is dit louter pathetisch gezwets? Maar kijk. Wanneer we het boek voor de zoveelste keer opzij willen zetten, stoten we dan toch op enkele boeiende fragmenten. Ja zelfs mooie, haast poëtische passages.
Niet dat necrofilie of pedofilie meteen als ‘mooi’ kan worden beschouwd. Ook de bestiofiele nymfomane van het slothoofdstuk zit niet pal op het ethische schoonheidsideaal. Maar misschien is dit juist de sleutel. Je weet soms niet wat denken. Of wat je mág denken. Soms weet Bukowksi het tragische en dramatische zo door te drijven, dat er een soort van sublieme existentiële esthetiek naar boven komt. De marginale medemens in de onderbuik van de Californische maatschappij, op onmogelijke zoektocht naar het onvindbare geluk. Goud, een lijk, een hoer of een fles, dat ene moment van voorbijgaand geluk.
Grootse bijdrage
En daarin schuilt zijn grootse bijdrage. Niet alleen houdt hij de wereld een behoorlijk onprettige spiegel voor met zijn shockerende existentialisme. Bukowksi speelt met de grens van het toelaatbare. Duikt er zelfs regelmatig onder. Hij laat een meeuw mutileren om andere meeuwen de boodschap te geven te stoppen met alles onder te schijten. Een lijk pikken voor de kick, en die dan nog een stevige beurt geven ook. Walgelijk allemaal. Maar is dat allemaal uiteindelijk niet even walgelijk – zo suggereert hij – als al die leugenachtige politieke grootspraak over vrijheid en medemenselijkheid en democratie?
Deze Bukowski-bundel toont de schrijver in al zijn wispelturigheid. Je ergert je blauw aan al dat onnodige puberale gezwets. Maar krijg je eindelijk de kans wat dieper door te dringen, stoot je plots tegen zijn stevige middelvinger naar de truttige bourgeoisiewaarden van zijn tijd. En dan maak je, in één haal door, de parallel met vandaag. En besef je: ja, Bukowksi leeft nog steeds.