Mist maakt alles mysterieus. Een oude legende vertelt dat een pastoor en zijn ezel dagenlang rondjes liepen op dezelfde bergflank zonder het te beseffen. Toen de mist eindelijk optrok, stonden ze weer vlak bij hun beginpunt. De ezel weigerde verder te gaan en werd de eerste atheïst van de Cévennes genoemd.
Vorige etappe was ik nat van het zweet, vandaag zorgt de regen ervoor. In deze streek zeggen ze: il pleut à l’horizontale. De regen komt hier niet van boven, maar van opzij. Soms regent het wel een week aan een stuk, waar zelfs de Belgische wolken iets van kunnen leren. In 2020 viel er op één dag meer dan 700 mm regen. De uitbater van de camping toont me fier en droef de foto’s van de dure campers die tot de helft van hun wielen onder water staan.
La fin
De officiële route van de Chemin de Stevenson stopt in Saint-Jean-du-Gard. Hier verkocht de melancholische schrijver zijn ezeltje Modestine aan een boer en nam hij de diligence naar Alès, waar hij de trein nam terug naar Le Puy en daarna verder richting Engeland. Dit dorp markeert het symbolische en emotionele eindpunt van zijn reis. Een beeldje van een ezel en een gedenkplaat houden de legende van Stevenson — en het wandeltoerisme — levend.
Veel wandelaars kiezen er dan ook voor om hier hun route te beëindigen. Maar je kan er ook een pittige outro aan breiden en doorstappen tot Alès. Dan moet je wel dwars door de bergen en over hoge rotsblokken heen waar zelfs een ezel niet over kan. Dat ik mijn tent in de gietende regen moet afbreken, en de donkere hemel één zware natte wolk is, belooft deze zware etappe nog uitdagender te maken.
La faim
Het dorp slaapt nog wanneer ik in alle vroegte de rugzak op mijn schouder neem. Vervelend want ik had hier op een wakkere bakker gerekend. Ik hoop dan maar koffie en een dubbele portie croissants te scoren in het volgende dorp. Mialet is slechts één berg verwijderd, wel een heel hoge. De regen, die af en toe pauzeert om bij te tanken voor een volgende vlaag, maakt de eindeloze klim nog eindelozer. De stenen glijden en rollen, meermaals schuif ik uit. Lang dacht ik dat wandelstokken iets was voor mensen op leeftijd, hier bewijzen ze hun nut. Voortdurend speelt Heroes van David Bowie in mijn hoofd.
Ken je dat gevoel wanneer koeien die de hele winter binnen op stal zaten, eindelijk weer naar buiten mogen om te grazen in de wei? Zo blij ben ik wanneer ik na de loodzware klim en afdaling eindelijk het dorpje in de vallei bereik. Zelfs de wolken vergeten even te regenen. De euforie duurt niet lang: het café besluit vandaag niet te openen. De geblokte gordijntjes zijn toe, de deur blijft dicht, zelfs geen sorry op de deur. Door dit hondenweer gaat toch niemand de deur uit. Geen ontbijt, geen koffie, geen geluk. Dus regent het maar opnieuw.
Iets verderop zie ik licht branden in een garage. Twee monteurs zijn aan het werk, een oude en een jonge. Beide bevestigen iets té enthousiast dat er geen tweede café of bakker in het dorp is. Pas nadat ze horen dat ik helemaal uit Clermont-Ferrand naar hier ben gestapt, trakteren ze me op een warme Senseo. Samen kijken we naar de gietende regen. Na enkele complimenten over hun noeste arbeid, de inrichting van hun garage en hun voortreffelijke smaak van Playmates op de kastdeuren vullen ze mijn kopje bij.
La fin (bis)
In kilometers is Alès vlakbij, slechts zo’n twintig van hier. Maar in de bergen buigen de horizontale meters voor de verticale. Het laatste stuk wordt ruw, grijnzen de monteurs, ik zal zelfs geen dorpje meer tegenkomen. Als het te makkelijk was, zat het hier vol wandeltoeristen, zegt de oudste, en hij doet een kromgebogen wandelaar na die met zijn vingertje in de lucht overal naartoe wijst. Met mij willen de heren de Cévennes wél delen en ze wijzen me de weg. Mijn lege maag zegt de heren gedag, ik besluit mijn tocht rustig aan te vatten om mijn energie zo goed mogelijk te spreiden.
Hoe zwaarder de etappe, hoe mooier ze is, en andersom. Dat is zo’n wet die ik al vaker heb ervaren en die bij elke bergflank wordt bevestigd. Ik klim tot de hoogste toppen, steek mijn handen in de lucht en kriebel de buik van de wolk tot die lachend regendruppels verliest. Het paadje door de rotsen gaat op en neer, langs diepe afgronden, door dichte mistbanken en over buitenaardse stukken hoogvlakte. Indrukwekkend. Alles bestaat hier uit slechts drie kleuren: donkergroen, vaalbruin en als ondergrond veel grijs. Maar zelfs die minimale combinatie levert een uniek decor op waar ik verwonderd doortrek.
Vanop de laatste berg zie je diep in de vallei allemaal spikkeltjes wit. Je weet wel dat het huizen en winkels en bedrijven zijn, maar je ogen zien het niet. Dat verandert als mijn volledig uitgeregende rugzak op twee benen anderhalf uur later door de drukke straten van de lelijke stad drentelt. Wist je dat een slecht broodje ham van een stationsbuffet (alle rest was uiteraard dicht) soms ongelooflijk lekker kan zijn?
Er tijden geen treinen meer naar België vandaag en eigenlijk ben ik daar niet eens rouwig om. Ik zoek me een betaalbaar hotelletje, neem een lekker lang bad, drapeer mijn kleren over al wat klink of leuning of uitsteeksel is, en probeer zoveel mogelijk te drogen met het minuscule haardrogertje. In een winkel vind ik mij een anti-geurtjes-verstuiver zodat ik morgen niet door boze ogen en neuzen de trein word uitgebliksemd.
Van Alés tot Avignon tot Parijs tot Antwerpen verblijd ik elke wagon met het zicht op een rugzak vol opgedroogde modder met een verrassend intense bloemetjesgeur.





















Zàlig dat je ‘inheemse’ techniekers niet-anders dan ’t karakter van het land onderlijnen! ‘k Wens je zonniger weer de volgende keer!