Op een dag verscheen de directeur van de autofabriek aan de ingang van de speeltuin. Hij trok zijn broekspijpen op, gleed triomfantelijk van de schuifaf en zei: nu ben ik hier de baas.
Natuurlijk mag iedereen nog op de wipplank, sprak hij gul. Je moet alleen even een centje in het bakje werpen. Dan kan iedereen zien hoe hoog je wel kan.
Nee Bjorn, jij niet. Dat was natuurlijk zijn eigen schuld. Had hij vroeger in de klas maar niet aan het haar moeten trekken van de latere directeur. Domme domme Bjorn.
Ook Liesje blijft voortaan best thuis. Een wipplank is niets voor meisjes. Je moet er sterk voor zijn. Kijk naar mij, sprak de directeur. Hij stroopte zijn mouwen op en toonde fier zijn forse spierballen. Voel maar eens.
In de speeltuin worden kleine kinderen groot. Donald wordt later koning of president. Dries is nu al de luidste van de zandbak. Anderen blijven klein. De directeur kijkt hoog op het klimrek toe, kraait toet-toet-toet en zwaait en lacht.
Alle macht aan de kleuters …
Zullen we maar naar een andere speeltuin trekken?